Vorige week schreef ik mijn blog hoe maak ik mijn paard sterker als ik naast hem sta. Ik hoop dat je voldoende inspiratie hebt opgedaan en al lekker geoefend hebt. In de derde en laatste blog uit deze serie laat ik je graag weten waar je onder het zadel aan kunt werken. De combinatie van werken aan de hand en onder het zadel is namelijk heel effectief!
Hoe maken we het paard nou sterker met oefeningen onder het zadel. We richten ons dan echt op de corestability. Kan hij zijn buik aanspannen en de bovenlijn (oa. rugspieren) oprekken?
De buikspieren van paarden kunnen we trainen met een heel aantal ‘gewone’ dressuuroefeningen die voor ruiters van iedere discipline en op ieder niveau te doen zijn.
Tempowisselingen
Tempowisselingen, tempowisselingen en nog eens tempowisselingen! Begin daar in de stap al mee. In de arbeidsstap laat je de hals van je paard zakken. Doordat de hals lager is, gaat de rug automatisch omhoog. Vervolgens vraag je het paard actiever te stappen. In deze houding varieer je een aantal keren in tempo. Hierdoor bewegen de achterbenen actiever en spant hij automatisch de buikspieren extra aan. Daarna ga je binnen de gangen schakelen. Veel paarden vinden dat in galop makkelijker. Wacht dan niet te lang met galopperen, maar neem dat wat eerder in je training al mee.
Galopperen
Galopperen is bij uitstek de beste gang om de buikspieren te trainen. Je paard spant namelijk automatisch zijn buikspieren aan in de galop (mits hij geen lichamelijk problemen heeft, waardoor hij liever niet zijn rug loslaat). Door te galopperen kantelt hij zijn bekken en spant daarmee zijn buik aan. Door te schakelen is het effect nog groter. Als je paard het niveau al bereikt heeft om stap – galop overgangen te maken, zonder zijn hals omhoog te doen om balans te houden, kun je die ook meenemen. Niet voor niets zeggen veel mensen dat hun paard fijner loopt na het galopperen. Is dat bij jouw paard ook zo? Stap je paard dan goed los en ga dan vrij snel galopperen.
Hoofd-halshouding afwisselen
In alle gangen wissel je regelmatig af in hoofd-halshouding. Daarbij blijf je actief naar je hand toe rijden. Het achterbeen van je paard moet als het ware de activiteit naar jouw hand brengen. Vang je paard bijvoorbeeld in de draf een paar passen op, en rijd daarna weer naar voren. Maar let op! Hij mag in het schakelen geen activiteit verliezen én niet veranderen in halshouding. Merk je dat je paard in het verruimen wat strak wordt en zich opdrukt, wacht dan in het tempo dat je dan rijdt net zo lang tot hij wel weer je hand op zoekt. Laat hem tussendoor weer een keer halsstrekken zonder impuls te verliezen of juist harder te gaan.
Schoudervoor en schouderbuitenwaarts
Door je paard regelmatig een stukje schoudervoor te zetten, vraag je om meer gedragenheid. Is je paard daarin bevestigd, dan kun je ook in de oefening schoudervoor wat gaan schakelen. Begin met kleine stukjes, zodat hij de tijd krijgt om balans te vinden. Dit kun je in alle gangen doen.
Achterwaarts gaan
Net als bij de oefeningen aan de hand kun je het achterwaarts ook onder het zadel toepassen. Het is wel belangrijk dat je paard het achterwaarts al goed beheerst aan de hand. Dus aan de hand gaat hij al op eigen benen, met ontspannen halshouding recht achterwaarts. Dan kun je dat ook onder het zadel meenemen. Doe dit meer dan de gevraagde 4 tot 6 passen uit de proeven. Kijk maar of je het eens een halve lange zijde kunt doen.
Cavaletti
Tot slot de tip om regelmatig cavaletti te gebruiken in je training. Varieer het aantal cavaletti, de hoogte en de vorm waarin je ze legt. Je kunt ze bijvoorbeeld op een grote volte leggen, of leg er een aantal dwars op de middellijn zodat je er via slangevoltes overheen kunt draven of galopperen.
Lijkt het je leuk om begeleiding te krijgen bij dit soort oefeningen? In een trainingsweekend of tijdens een clinicdag kunnen we er aandacht besteden!