De Trapezius
Vandaag schrijf ik over de M. Trapezius, ook wel bekend als de monnikskapspier. De Trapezius bestaat uit twee delen; pars cervicalis(het halsgedeelte) en pars thoracica (ruggedeelte). De spier loopt over het schouderblad. Het halsgedeelte trekt het schouderblad (de Scapula) naar voren en daarmee gaat het voorbeen dus naar achteren. Het ruggedeelte trekt het schouderblad naar achteren en het voorbeen beweegt dan naar voren.
Daarnaast brengt de Trapezius het schouderblad in abductie. Dat betekent dat het schouderblad opzij gaat. Bijvoorbeeld in zijgangen.
De trapezius is een heel dunne spier. Meestal maar een paar millimeter dik. Het is dus absoluut geen spier die voor vulling zorgt. Ik hoor nog wel eens dat als paarden weinig vulling bij de schoft hebben, de Trapezius niet voldoende ontwikkeld is. Echter zal juist daar de Spinalis (komt later aan bod 😉 ) voor de vulling zorgen. Neemt niet weg dat de Trapezius pijnlijk kan zijn en daardoor een verminderde functie heeft, bijvoorbeeld door een zadel dat knijpt bij de schoft of een zadel dat naar voren schuift. Het schouderblad kan en wil niet zover naar achteren, waardoor het voorbeen beperkter in de beweging naar voren zal zijn.
Wist je dat paarden geen sleutelbeen of andere botverbinding hebben bij het schouderblad? Dat betekent dat alle spieren en banden het schouderblad op zijn plaats moeten houden(stabiliseren). De Trapezius stabiliseert de kop van het schouderblad. Moet je je eens voorstellen wat een krachten er op de schouder komen te staan na bijvoorbeeld het springen van een hindernis! Bijzonder hè?! Daarom ga ik de komende weken verder met de spieren op en rond de schouder. Zo krijg je een beeld van dit “spierharnas” dat de schouder van je paard op zijn plek houdt!